Nieuws

Clemence Ross: ‘Als je wacht op de hulpvraag is respijtzorg te laat’

Clémence Ross, voormalig staatssecretaris voor volksgezondheid, is eind februari aangesteld als aanjager respijtzorg. En ze zet de vaart er direct in om nieuwe mogelijkheden voor respijtzorg te onderzoeken: in vijf weken tijd heeft ze al 22 bezoeken afgelegd bij gemeenten, zorgaanbieders, mantelzorgers en mooie initiatieven voor respijtzorg. Eén van haar doelen? De neuzen van organisaties en gemeenten dezelfde kant op te krijgen. ‘Dat gaat verheugend gemakkelijk.’

Wat haar zelf heeft geholpen door haar jarenlange mantelzorgperiode heen?

‘Dat ik kon blijven werken en energie kon opdoen in mijn werk en met collega’s.’ Clémence Ross wil maar zeggen: voor iedereen is de manier waarop je kunt worden ondersteund anders. De ex-staatssecretaris (2002- 2007) en nu directeur van Stichting Agora (ondersteuning van en zorg voor mensen in de laatste levensfase) heeft van minister Hugo de Jonge de opdracht gekregen om samen met gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders een ‘laagdrempelig, goed en gevarieerd aanbod van respijtzorg te ontwikkelen’. Haar motto: Als je wacht op de hulpvraag van mantelzorgers, dan ben je te laat, want dan zijn ze al bijna omgevallen.

Het woord “aanjager” schept hoge verwachtingen.

Wat is uw doel en hoe wilt u dat voor elkaar krijgen?’ In het kort is mijn doel: onderzoeken en bevorderen wat nodig is om het goede te doen voor mantelzorgers en om vraag van en aanbod voor mantelzorgers bij elkaar te brengen. Dus kijk ik naar verschillende variëteiten van respijtzorg. Ik moet me eerst goed oriënteren op wat er al is aan onderzoek en initiatieven in het veld. Ik heb veel aanvragen gekregen sinds mijn aanstelling als “aanjager respijtzorg” en inmiddels al 22 bezoeken afgelegd. Eind juni wil ik alle partijen in het veld, gemeenten, verzekeraars, mantelzorgers, zorgorganisaties en initiatiefnemers van respijtzorg, bij elkaar roepen. Om de pitches van mooie voorbeelden te bespreken, maar ook om te discussiëren over de hobbels en wat we daaraan kunnen doen.’

Wat zijn de hindernissen om respijtzorg breed en laagdrempelig te organiseren?

‘Respijtzorg is geen crisisopvang, van dat beeld moeten we echt af. Dat is de eerste hindernis om te overwinnen. Ik denk dat het belangrijk is om hierover breed te denken, dus respijtzorg gaat niet alleen over logeerhuis of logeeropvang. Maar het draait om het tijdig inzetten op ondersteuning van de mantelzorger. Bijvoorbeeld al bij het keukentafelgesprek of bij de diagnose van dementie of ernstige ziekte. Je weet van tevoren dat de cliënten in een kwetsbare situatie komen, daar moet je al op inspelen. Wij hebben de gewoonte pas iets te doen als er een hulpvraag is. Maar mantelzorgers schromen om hulp te vragen, daar moet je rekening mee houden.’

Clemence Ross kan nog wel enkele hobbels noemen waaraan gewerkt moet worden om respijtzorg te verbeteren. Zoals het papierwerk en de wachttijd voor respijtzorg te verminderen. En de taal en de communicatie tussen ‘verschillende zorgkolommen’ te verbeteren, bijvoorbeeld door in de thuiszorg meer in te zetten voor de mantelzorgers. ‘Op dit moment wordt respijtzorg geïndiceerd op de zorgbehoevende en niet op de mantelzorger. Ik denk dat je ook moet kijken naar de specifieke ondersteuning die de mantelzorger nodig heeft. Dus in een keukentafelgesprek moet de hulpverlener een brede insteek kiezen naar de mantelzorger: “Wat heeft u nodig om zo lang mogelijk te doen wat u wilt doen?”. Tot nu toe hopen we maar dat mantelzorgers gezond blijven en zich staande houden. Maar ik denk dat je hun ondersteuning aan de voorkant moet organiseren en niet pas handelen in crisissituaties.’

Gemeenten hebben soms ook een minimale insteek voor zorg, gericht op de zorgvrager ‘Goddank is dat niet overal zo. Er zijn gemeenten die het heel goed doen met hun aandacht voor mantelzorg. En die gemeenten houden zelfs zorggeld over, juist door vroegtijdig de zorg voor de zorgvrager en respijtzorg voor mantelzorgers te combineren. Ik denk niet dat mensen op zorggebied de neiging hebben om te overvragen. We krijgen te maken met een tekort aan handen in de zorg, maar ook met steeds meer mensen die zorg nodig hebben, en hun mantelzorgers. Dat was 14 jaar geleden, toen ik staatssecretaris was, overigens ook al een probleem waar we onderzoek naar hebben laten doen. Het wordt steeds belangrijker dat mensen zich gesteund weten door hun informele circuit. Lang niet alles hoeft door professionals te worden gedaan. Dat maakt de samenwerking tussen mantelzorgers en zorgprofessionals des te noodzakelijker. Daar zijn trouwens goede voorbeelden van, zoals wijkverpleegkundigen die samenwerken met de wijkteams.’

Hoe wilt u zorgaanbieders, verzekeraars, gemeenten en welzijnsorganisaties in stelling krijgen achter respijtzorg?

‘Nou, dat gaat eigenlijk verheugend goed. Instanties zijn erg bereid om mee te werken en mee te denken over bijvoorbeeld hoe je de schotten uit de zorg kunt weghalen. Professionals in de gemeente, in de zorg en in het welzijnswerk hebben elkaar vaak al gevonden om samen te werken. Ik wil eind juni een bijeenkomst organiseren met alle partijen. Om te spreken over de hobbels in het organiseren van respijtzorg. Maar ook om pitches te presenteren van mooie en goede voorbeelden van respijtzorg in het land, om te leren van elkaar.’

Bron: Zorg+Welzijn