Blog van Heleen

Fragmenten van een delier

Tranen vechten zich een weg naar de uitgang maar ik sluit mijn traanbuis en dwing ze terug. Niet huilen nu. Ik ben nog niet klaar. Mijn verstand is in een heftig conflict met mijn hart en mijn geweten, ik voel me een meedogenloze sadist en een aansteller. Hoezo kan ik niet meer voor hem zorgen? Het pilletje wat ik eerder, met een loodzwaar gemoed, in zijn mond stak, gevolgd door een glas water en de dwingende aanwijzing om het in te slikken doet zijn afschuwelijke werk. Hij was door de Haldol al veranderd in een stijve, kwijlende zombie, die amper nog een been voor het andere kon zetten, maar dit venijnige pilletje doet er nog een schepje bovenop. Ik voel me rot. Moet hij dit doorstaan voor mijn comfort? Wat een gewetenloos mens ben ik om hem dit aan te doen. Omdat ik de zorg voor hem niet meer aan kan moet hij die zware pil innemen? Mijn verstand zegt dat het voor hemzelf waarschijnlijk ook rustiger is als deze dempende deken over zijn delier wordt gelegd, zodat zijn brein tot rust kan komen, maar mijn hart wil er niets van weten.

Te intens en te zwaar

Hij kan niet meer begrijpen en het dwingen, sturen, sjorren, hijsen, trekken aan hem eist zijn tol. Mijn man is met zijn stijve tegenwerkende lijf voor mij loodzwaar. Mijn elleboog, mijn knie, mijn rug, alles doet pijn en ik ben eindeloos moe door constant opletten en slaapgebrek. Ik geef het op, ik moet het opgeven. Ik kan niet meer zorgen, het is te intens, te zwaar, zowel fysiek als mentaal.

Afgelopen weekend minder dan vijf uur geslapen in twee nachten. Ik voel mijn kracht afnemen, wanhoop komt in de plaats. Een tropische septembernacht, meer dan 26 graden in de kamer en zweet druipt van mijn hoofd en spettert, via mijn haar, ronde vlekjes op mijn T-shirt. Mijn stoel staat voor het raam, de gordijnen open. Zo zit ik te wachten op de HAP-arts die G. verlossing en rust moet brengen in een injectiespuit. Snel graag, maar het duurt anderhalf uur, het is zaterdagnacht, druk op de HAP (Huisarts Post).

Machteloos

Ik kon bijna niet aanzien hoe hij trillend en traag als in slow motion over de grond bewoog. Een delier had zich naast de dementie in zijn brein genesteld, zomaar onverwacht alsof zijn toestand nog niet wreed genoeg was. Een delier kennen we, dat was jaren terug al eens langsgekomen en had zijn visitekaartje onuitwisbaar achtergelaten. Op zaterdagmiddag was er nog niets aan de hand, behalve dan de ontdekking van een vrij onschuldige infectie. De bron, de oorzaak, maar dat wist ik toen nog niet. Het escaleerde binnen een paar uur en veranderde hem in een niet aanspreekbaar wrak. Met trage bewegingen kruipt hij over de vloer en in een smekend gebaar steekt hij een stijve arm uit, verkrampt, trillend. Hij kreunt. Jammert. Angst. Hij is bang. Angst voor de vloer, een afgrond, opengebroken, wanen, hallucinaties. Hij glijdt van de bank, kruipt onder de glazen salontafel. Trekt alle kussens van de bank op de grond, zijn dekentje. En steeds opnieuw die uitgestoken arm naar mij, in een smekend gebaar: ‘Help me!’ Hoe kan ik helpen, wat kan ik doen? Ik kan alleen zorgen dat hij zich niet bezeerd. Volkomen machteloos zie ik het aan en bel ten einde raad de HAP want zo kan ik hem de nacht niet in laten gaan.

De dokter, de verpleegkundige, sterke mannen, opluchting. Ze leggen G. in bed. De dokter troost, stelt gerust en prikt de naald in zijn been. Bijna instant ontspanning voor G.

Het is half drie en onder de douche spoel ik het zoute zweet van mijn lijf. Met het zweet voel ik de ongerustheid van de nacht van me afglijden. Traag en kalm, een weldadige ontspanning. De injectie werkt maar een paar uur maar dat weet ik dan nog niet.

Dinsdag. Twee uur in de nacht en voor de derde keer probeer ik om urine op te vangen in het urinaal. De eerste keer ging het nog staand, de tweede keer moest het zittend. Hij plast maar een beetje, ik schat 50 ml. Opgevangen na een tergend lange tijd gebogen wachten, kramp in mijn artrosehand, pijn in mijn rug. Dan een nieuwe luier aan. Zijn magere lijf is loodzwaar. Kreunend draai ik hem van rug naar links en naar rechts, om de schone luier een beetje op zijn plek te krijgen. Hij kan niet in een luier plassen want ooit, 82 jaar geleden, heeft zijn moeder hem geleerd dat hij in een potje moet plassen en in de wc. Hij is blijkbaar nog niet ver genoeg terug naar de peutertijd om opnieuw in luiers te plassen, maar toch raakt de luier verzadigd door onopgemerkte lekkages en wordt zwaar.

Woensdagochtend om half vijf schrik ik wakker en ontdek dat hij bij de ladekast staat. Een shotje adrenaline jaagt me snel uit bed en ik vraag: ‘moet je plassen?’ Met zijn handen in de mijne loop ik achteruit, stapje voor stapje dirigeer ik hem naar de wc en in het fellere licht daar zie ik spetters blinken op zijn blote voeten. De moed zakt me in de teenslippers. Oh nee… ik zet hem op de wc en pak de zaklamp om de sporen beter te zien. De slaapkamer, bij het voeteneind een plas op de grond, spetters op de ladekast. Daar heeft hij tegen geplast, niet erin gelukkig, ieder nadeel heeft een voordeel, in dit geval een enorme tijdbesparing. Meteen een emmer sop een doek en dweil, daarna zet ik G. onder de douche en breng hem terug naar bed. Ik heb geen slaap meer.

Totale verwarring

Hij staart me aan met de ogen van een verse dode vis in de vitrine van de visboer. Leeg, star en glazig. Ik beeld me in dat daarachter G. zit opgesloten. In bezit genomen door het delier. Misschien ziet hij mij, misschien ziet hij iets anders. Het is angstaanjagend, iemand die zijn verstand is verloren. Een brein wat geen verbindingen meer kan maken, totale verwarring. Ik betrap me er een paar keer op dat ik aarzel om naar de slaapkamer te gaan om naar hem te kijken. De bewakingscamera heb ik op hem gericht, ik zie hem slapen op mijn telefoon, soms beweegt zijn been. Soms een arm omhoog, een hulpeloos zoekend gebaar. Hij leeft, de camera werkt. Onheilspellend, ongrijpbaar, onbegrijpelijk en angstaanjagend, dat zijn de woorden die uitdrukken hoe het voelt. Het donkere van de nacht verdiept het delier, morgen zal het beter gaan, als daglicht weer een beetje helderheid brengt.

Ik ben Heleen
Een Zeeuwse, 65 jaar oud, twee zonen, twee kleindochters en getrouwd met G. Al meer dan dertig jaar inmiddels. G is mijn tweede man, 83 jaar oud en dement. Ik zorg voor hem. Wij waren zeilers en hebben met onze boot een groot stuk van Europa bevaren. Tot 2018 toen G. een bypass operatie kreeg en daar niet goed uit kwam. Hersenschade. Een ernstig delier meteen na de operatie ging naadloos over in dementie. ’s Avonds nam ik afscheid, de volgende dag had ik een andere man. Het delier verdween, de dementie niet. Inmiddels viereneenhalf jaar verder is mijn hart vaak zwaar van verdriet om dit afscheid in slow motion maar zie ik gelukkig ook af en toe humor in bepaalde situaties. Om het leven vast te leggen, vast te houden bijna, schrijf ik stukjes. Vroeger schreef ik over onze zeilavonturen, tegenwoordig voornamelijk over het leven met mijn demente man.